Wat heb je nodig?
- snoepjes in papier
Wat gaan we doen?
Je begint met een aantal kinderen die de vogels zijn. Zij mogen gehurkt met hun mond snoepjes oppikken die jij op de weg strooit.
Hierna laat je een aantal kinderen als rotsen geknield op de grond zitten. Zij mogen de snoepjes oppakken die jij tussen hen in strooit.
Vervolgens zitten er een aantal nieuwe kinderen op hun billen op de grond. Zij zijn het onkruid. Zij mogen de snoepjes oppakken die je tussen hen in strooit.
Vraag:
Denk je dat het zaad op de weg, tussen de rotsen en tussen het onkruid enige kans van slagen heeft? Waarom niet?
Opdracht:
Laat de laatste groep kinderen met wat snoepjes in hun handen gehurkt op de grond zitten. Leg een snoepje bij hun voeten. Zodra ze dat snoepje hebben, gaan ze staan en laten ze hun handen vol met snoep zien.
Zij zijn het goede graan dat vrucht geeft.
Vraag:
Jezus vertelde deze gelijkenis.
- wat bedoelde Hij met de vogels en het zaad op de weg?
- wat bedoelde Hij met de rotsen?
- wat bedoelde Hij met het onkruid?
- wat bedoelde Hij met de goede aarde?
- wat is vruchtdragen?
Het leuke van werken met snoepjes (in papier) is dat je ze kunt rondstrooien en dat je er zeker van bent dat geen enkel van je ‘zaad’ de kans krijgt om te ontkiemen.